Vertaling Märchen van Duits naar Nederlands
Wat is Märchen in het Nederlands?
Hieronder vind je de vertaling van Märchen van DE naar NL.
Märchen das ~
(Erdichtung)
[zelfstandig naamwoord]
[zelfstandig naamwoord]
verzinsel
het ~
bedenksel
het ~
fabel
de ~
fictie
de ~
leugen
de ~
sprookje
het ~
verdichting
de ~
verdichtsel
het ~
Woorden die beginnen of eindigen met Märchen
Märchenfigur
-
märchenhaft
-
Märchenprinz
-
Ammenmärchen
-
Märchenwelt
-
Märchenbuch
-
Altweibermärchen
-
Schauermärchen
Recente vertalingen van DE naar NL
Fachmann
-
halbieren
-
Artisten
-
anderthalb
-
Mundart
-
Erection
-
Wechselstrom
-
Totalsummen
-
Hubvermögen
-
Span
-
Kostümschneiderin
-
weiches Brett
-
über Tag
-
sich verbreiten
-
Mienen
-
agrarische Mikroökonomie
-
Extrakt
-
Diebesbande
-
Schmuggler
-
Ruheglocke
-
im Sterben liegen
-
Bahnübergang
-
intern
-
Rangierweiche
-
Schwanzstücke