Vertaling afscheiding van Nederlands naar Spaans

afscheiding de ~ (afzondering)
[zelfstandig naamwoord]

separación la ~

aisladura la ~

aislamiento el ~

afscheiding de ~ (wondvocht)
[zelfstandig naamwoord]

secreción la ~

afscheiding de ~ (geloofsafscheiding)
[zelfstandig naamwoord]

cisma el ~

guerra religiosa la ~

lucha religiosa la ~

afscheiding de ~ (tussenschot)
[zelfstandig naamwoord]

separación la ~

cara el ~

chute el ~

cosecha la ~

disparo el ~

enmaderamiento el ~

pared la ~

pequeño tabique el ~

raya la ~

revestimiento de madera el ~

afscheiding de ~ (hek)
[zelfstandig naamwoord]

valla la ~

alambrada la ~

barandilla la ~

chute el ~

cosecha la ~

disparo el ~

empalizada la ~

enmaderamiento el ~

mampara la ~

pared divisoria la ~

pared medianera la ~

pequeño tabique el ~

raya la ~

reja la ~

tabique el ~

afscheiding de ~ (afsplitsing)
[zelfstandig naamwoord]

separación la ~

Wat is afscheiding in het Spaans?