Vertaling assurance van Frans naar Nederlands
Wat is assurance in het Nederlands?
Hieronder vind je de vertaling van assurance van FR naar NL.
assurance la ~
(certitude)
[zelfstandig naamwoord]
[zelfstandig naamwoord]
zekerheid
de ~
stelligheid
de ~
vastheid
de ~
vastigheid
de ~
assurance la ~
(confiance en soi)
[zelfstandig naamwoord]
[zelfstandig naamwoord]
zelfvertrouwen
het ~
stelligheid
de ~
vastberadenheid
de ~
zekerheid
de ~
zelfverzekerdheid
de ~
assurance la ~
(détermination)
[zelfstandig naamwoord]
[zelfstandig naamwoord]
vastberadenheid
de ~
beslistheid
de ~
standvastigheid
de ~
assurance la ~
(brutalité)
[zelfstandig naamwoord]
[zelfstandig naamwoord]
brutaliteit
de ~
impertinentie
de ~
onbeschaamdheid
de ~
onbeschoftheid
de ~
vrijpostigheid
de ~
Woorden die beginnen of eindigen met assurance
police dassurance
-
assurance contre les accidents
-
assurance de responsabilité
-
contrat dassurance
-
assurance-maladie
-
assurance soins de santé
-
assurance-vie
-
assurance-retraite
-
avec assurance
-
prime dassurance
-
assurance de dommage
-
assurance contre les bris de glace
-
assurance universitaire
-
assurance contre le vol avec effraction
-
assurance contre le vol et lincendie
-
assurance contre les intempéries
-
réassurance
-
assurance invalidité
-
assurance maritime
-
assurance sur corps
-
assurance détudiant
-
assurance du droit dinscription
-
assurance de soi-même
-
assurance voyage
-
assurance-incendie
Recente vertalingen van FR naar NL
télépathie
-
copeaux
-
à long poil
-
tirage au sort
-
salles dattente
-
engendrer
-
faire couler dans
-
excuser
-
magasin de couture
-
envoyée
-
claque
-
face auquel
-
interdiction de sortie
-
ratifier
-
grêle de balles
-
éducateurs
-
élément négatif
-
ter
-
roues à palettes
-
ondulant
-
poudres soporifiques
-
blancheur
-
témoin
-
laisser à
-
structure supérieure