Vertaling bricoleur van Frans naar Nederlands

bricoleur le ~

scharrelaar de ~

bricoleur le ~ (bricoleuse)
[zelfstandig naamwoord]

manusje-van-alles het ~

factotum de ~

bricoleur le ~

knutselaar de ~

bricoleur le ~

beunhaas de ~

knoeier de ~

prutser de ~

bricoleur le ~ (amateur)
[zelfstandig naamwoord]

morser

knoeipot de ~

bricoleur le ~ (bousilleur)
[zelfstandig naamwoord]

prutsers de ~

bricoleur le ~ (bousilleur)
[zelfstandig naamwoord]

beunhaas de ~

koekenbakker de ~

Wat is bricoleur in het Nederlands?