Vertaling habit van Engels naar Nederlands
Wat is habit in het Nederlands?
Hieronder vind je de vertaling van habit van EN naar NL.
habit the ~
(singularity)
[zelfstandig naamwoord]
[zelfstandig naamwoord]
eigenaardigheid
de ~
hebbelijkheid
de ~
merkwaardigheid
de ~
Woorden die beginnen of eindigen met habit
inhabit
-
habitual haunt
-
habit-forming
-
habit of going out
-
habit formation
-
become a habit
-
habituation
-
habitable room
-
habitat
-
habitually
-
true to habit
-
bad habit
-
habitable
-
habits
-
creature of habit
-
habitué
-
habitual drunkard
-
habitual drinker
-
riding habit
-
habitation
-
popular habit
-
habitual
-
unlearn a habit
-
eating habit
-
habitual liar
Recente vertalingen van EN naar NL
make short
-
abbreviation
-
authors copy
-
every month
-
tandem
-
members
-
way station
-
yearbook
-
long-neck
-
totalitarianism
-
readjustment
-
lifeblood
-
gill
-
cycle mender
-
blackhead
-
brat
-
nigger
-
cannon-ball cheeses
-
pie in the sky
-
individualistic
-
chess-piece
-
pergola
-
knock down
-
laying
-
university extension class