Vertaling heen en weer zwaaiend van Nederlands naar Zweeds

primair getal - eraf - inpakker - riddereed - leed berokkenen - leeg vat - tramhalte - gepelde gerst - dronkaard - wensen - zeker zijn - likkepot - zanggezelschap - ondernemingsraad - verlof hebben - in scheervlucht vliegend - spiritualiën - koppelwerkwoord - knokker - stortingsbiljet - overstromingsgebied - inkoper - opstuwing - tevoren zien - doelman