Vertaling leunen van Nederlands naar Zweeds

voorover leunen - kleunen - achteroverleunen - aanleunen - leunen tegen

aanleren - resolutie - lotgeval - verhaler - uitwaarts - evenwichtig - kreten - conserveren - salarisvermindering - lithograaf - feestavonden - ontschieten - spuwbakken - koninklijk leverancier - gelegen zijn - grondpapier - verdeelkast - van de kaart raken - nadeligheid - kompels - Schepper - uiteenstuiven - schaperas - kiften - in dienst nemen