Vertaling mariage van Frans naar Nederlands

mariage le ~ (noce)
[zelfstandig naamwoord]

huwelijksvoltrekking de ~

mariage le ~ (jour du mariage)
[zelfstandig naamwoord]

trouwdag de ~

bruiloftsdag

huwelijksdag de ~

mariage le ~ (cérémonie du mariage)
[zelfstandig naamwoord]

huwelijksplechtigheid de ~

huwelijksceremonie

mariage le ~ (vie conjugale)
[zelfstandig naamwoord]

huwelijksleven het ~

mariage le ~ (cérémonie du mariage)
[zelfstandig naamwoord]

huwelijksinzegening de ~

bruiloft de ~

huwelijk de ~

trouwplechtigheid de ~

mariage le ~ (communauté conjugale)
[zelfstandig naamwoord]

huwelijkse staat

mariage le ~ (union conjugale)
[zelfstandig naamwoord]

echt de ~

echtverbintenis de ~

huwelijk de ~

mariage le ~ (jour des noces)
[zelfstandig naamwoord]

bruiloftsfeest het ~

huwelijksfeest het ~

trouwerij de ~

mariage le ~ (jour des noces)
[zelfstandig naamwoord]

bruiloft de ~

trouwerij de ~

Wat is mariage in het Nederlands?