Vertaling ongerust van Nederlands naar Zweeds

ongerust maken - ongerustheid

verbroederen - torpedo - heerlijkheid - kina - welstaven - psychische toestand - aansprakelijk zijn - argumenteren - kersentijd - spotprijs - verjongen - naar beneden gaan - bouw van de Berlijnse muur - informatietoon - letterkundige - moeke - plooibaar - voltallig maken - thermometerstanden - canonisatie - pruim - aankweken - oliekan - veestal - ongelijksoortig