Vertaling onverzwakt van Nederlands naar Zweeds

bespeelbaar - losspringen - opdwingen - overplaatsen - getrouwheid - gebed - rijstpapier - een muts met een kwast - forceren - merite - kwaad zijn - onwrikbaar - veiligheidssloten - uithoudingsvermogen - krijgsplannen - rivierarm - deficit - smaakstoffen - leeuwendeel - zonnig - een smet werpen op - moe - vijfkamp - gedecideerdheid - exposant