Vertaling pass van Engels naar Nederlands

pass the ~ (get through)
[werkwoord]

slagen voor

pass the ~ (move past)
[werkwoord]

passeren

inhalen

voorbijgaan

voorbijrijden

pass the ~ (give)
[werkwoord]

aanreiken

aangeven

geven

reiken

pass the ~ (entry permit)
[zelfstandig naamwoord]

toegangsbewijs het ~

entreebiljet het ~

kaart de ~

kaartje het ~

plaatsbewijs het ~

ticket het ~

pass the ~ (pass-port)
[zelfstandig naamwoord]

paspoort het ~

pas de ~

pass the ~ (i.d. card)
[zelfstandig naamwoord]

pasje het ~

pass the ~ (mountain pass)
[zelfstandig naamwoord]

bergpas de ~

pas de ~

pass the ~ (occur)
[werkwoord]

zich voordoen

gebeuren

plaats hebben

voorkomen het ~

pass the ~ (be going to)
[werkwoord]

zich begeven

gaan

pass the ~ (visit)
[werkwoord]

op visite gaan

aankomen

bezoeken de ~

iemand opzoeken

langsgaan

langskomen

voorbijkomen

pass the ~ (spend)
[werkwoord]

doorbrengen

besteden

slijten

pass the ~ (hand)
[werkwoord]

aanreiken

aanbieden

geven

pass the ~ (hand over)
[werkwoord]

aanreiken

aangeven

afgeven

geven

overgeven

overhandigen

toesteken

pass the ~ (elapse)
[werkwoord]

verstrijken

aflopen

vergaan

verlopen

vervallen de ~

voorbijgaan

Vertaling pass van Engels naar Nederlands

Wat is pass in het Nederlands?

Woorden die beginnen of eindigen met pass

Recente vertalingen van EN naar NL

Cookievoorkeuren

Vertaling pass van Engels naar Nederlands

Wat is pass in het Nederlands?

Woorden die beginnen of eindigen met pass

Recente vertalingen van EN naar NL