1. Home
  2. Vertalen
  3. DE
  4. NL
  5. schwächlich

Vertaling schwächlich van Duits naar Nederlands

Wat is schwächlich in het Nederlands?

Hieronder vind je de vertaling van schwächlich van DE naar NL.

schwächlich (schwach)
[bijvoeglijk naamwoord]
zwak
slap
schwächlich (zart)
[bijvoeglijk naamwoord]
teer de ~
breekbaar
broos
delicaat
fijn
fijngevoelig
fragiel
frèle
iel
kwetsbaar
teder
tenger
zwak
schwächlich (hinfällig)
[bijvoeglijk naamwoord]
krakkemikkig
gammel
wankel
zwak
schwächlich (schuftig)
[bijvoeglijk naamwoord]
ploertig
schwächlich (dürftig)
[bijvoeglijk naamwoord]
pover
armzalig
karig
mager
schamel
schraal
schwächlich (quetschbar)
[bijvoeglijk naamwoord]
kwetsbaar
breekbaar
broos
fragiel
teer de ~
zwak
schwächlich (kränklich)
[bijvoeglijk naamwoord]
bleekjes
pips
slap
slapjes
wee de ~
ziekelijk
zwak
schwächlich (schwachsinnig)
[bijvoeglijk naamwoord]
zwakzinnig
debiel de ~
dement
idioot de ~
imbeciel de ~
schwächlich (unhandlich)
[bijvoeglijk naamwoord]
onhandig
krukkig
onbeholpen
schutterig
slungelig
stumperig
stuntelig
sukkelig
schwächlich (nicht sehr gut)
[bijvoeglijk naamwoord]
niet al te best
matig
middelmatig
min de ~
onbeduidend
zwak
zwakjes

Recente vertalingen van DE naar NL

auseinander wachsen - sichverformen - Puls - Einpfeffern - Kapitänsrang - Steigern - Gebrüll - Dunst - bewirten - Gesichtsfarbe - hochstehend - bei - Anpacken - Schlußnotierung - Brandeisen - Zuckertante - Randgruppe - Autobus - Frisierumhang - Schiefergrube - Klassenarbeit - zurennen - Zuschuß - trächtig sein - ausprobieren
Reinier Korth - Freelance Web Developer