Vertaling Schwächling van Duits naar Nederlands

Schwächling der ~

zwakkeling de ~

Schwächling der ~ (Schlappschwanz)
[zelfstandig naamwoord]

sofvent

Schwächling der ~ (Verrückte)
[zelfstandig naamwoord]

mafkees de ~

debiel de ~

flapdrol de ~

gek de ~

idioot de ~

imbeciel de ~

mafketel de ~

mafkikker

waanzinnige de ~

zot de ~

Schwächling der ~ (Schlemihl)
[zelfstandig naamwoord]

schlemiel de ~

slemiel

slungel de ~

sukkel de ~

watje het ~

Schwächling der ~ (Waschlappen)
[zelfstandig naamwoord]

slappeling de ~

slappe vent

Schwächling der ~ (Schlappschwanz)
[zelfstandig naamwoord]

slapjanus de ~

slappeling de ~

Wat is Schwächling in het Nederlands?