Vertaling Stoß van Duits naar Nederlands
Wat is Stoß in het Nederlands?
Hieronder vind je de vertaling van Stoß van DE naar NL.
Stoß der ~
(Stapel)
[zelfstandig naamwoord]
[zelfstandig naamwoord]
stapel
de ~
hoop
de ~
opeenstapeling
de ~
opstapeling
de ~
Stoß der ~
(Ansammlung)
[zelfstandig naamwoord]
[zelfstandig naamwoord]
opeenhoping
de ~
accumulatie
de ~
hoop
de ~
opeenstapeling
de ~
ophoping
de ~
stapel
de ~
Woorden die beginnen of eindigen met Stoß
Stoßtruppen
-
leichter Stoß
-
Zugzusammenstoß
-
Stoßplatte
-
Elfmeterstoß
-
Verstoß
-
Zusammenstoß
-
Windstoß
-
Stoßborte
-
kleiner Windstoß
-
Stoßstange
-
Stoßdämpfer
-
Stoßseufzer
-
Eckstoß
-
Abstoß
-
Anstoß
-
Stoßgebet
-
Rückstoß
-
Stoßband
-
stoßen
-
Stromstoß
-
Gegenstoß
-
Kopfstoß
-
Stoßen
-
Stoßpolster
Recente vertalingen van DE naar NL
Molton
-
Monat
-
Kartoffel
-
Stenographie
-
du
-
Rechtsstaat
-
Lebensbescheinigung
-
wiederstreben
-
Wirtshäuser
-
Heraldik
-
Gefühlsmensch
-
beschämen
-
Truthähne
-
Christsterne
-
Spitzengeschwindigkeit
-
frequentieren
-
Zauberprinzessin
-
Gartenbauer
-
schlammig
-
Viergespann
-
Beschwörung
-
jätend
-
Abteil
-
Schmatzen
-
Sulky