Vertaling tâche van Frans naar Nederlands

tâche la ~ (petit travail)
[zelfstandig naamwoord]

klusje

karweitje het ~

tâche la ~ (épreuve)
[zelfstandig naamwoord]

werkstuk het ~

verhandeling de ~

tâche la ~ (tâche scolaire)
[zelfstandig naamwoord]

opgave de ~

kwestie de ~

opgaaf de ~

probleem het ~

vraagstuk het ~

zwaarte de ~

tâche la ~ (difficulté)
[zelfstandig naamwoord]

moeilijkheid de ~

ingewikkeldheid de ~

probleem het ~

tâche la ~ (travail)
[zelfstandig naamwoord]

karwei de ~

arbeid de ~

job de ~

Wat is tâche in het Nederlands?