Vertaling trouw van Nederlands naar Spaans
Wat is trouw in het Spaans?
Hieronder vind je de vertaling van trouw van NL naar ES.
trouw de ~
(loyaliteit)
[zelfstandig naamwoord]
[zelfstandig naamwoord]
honestidad
la ~
fidelidad
la ~
integridad
la ~
lealtad
la ~
sinceridad
la ~
Woorden die beginnen of eindigen met trouw
gezagsgetrouw
-
trouwhartigheid
-
trouwgewaad
-
trouwdag
-
trouwerij
-
trouwjurk
-
trouwakte
-
trouwens
-
gewoontegetrouw
-
huwelijkstrouw
-
trouwbeloftebreuk
-
traditiegetrouw
-
trouwkaart
-
trouwzaal
-
trouw zijn aan
-
trouwgast
-
trouwen
-
trouwplechtigheid
-
trouwcadeau
-
trouwlustig
-
trouwring
-
trouw aan de wet
-
plichtsgetrouw
-
trouwboekje
-
trouwkoets
Recente vertalingen van NL naar ES
horrelvoet
-
korenbrander
-
vijftiger
-
beweegbaarheid
-
wichelen
-
redactiekamer
-
pruik
-
verbreking
-
anarchie
-
tafellaken
-
onderarm
-
gezegend
-
slissen
-
tent
-
rijksuniversiteit
-
ontastbaar
-
balanceren
-
eigendunk
-
tafelkleed
-
noodzaak
-
kraakbeenachtig
-
totaal vermogen
-
bejaardenzorg
-
doorvertellen
-
natuurgetrouw