Vertaling van van Nederlands naar Zweeds

van een kant - van huis weglopen - van plan - met inbegrip van - uit naam van - van gewicht ontdoen - van bekleding voorzien - van plan zijn - van zijn stuk brengen - van joodse afkomst - t afzien van - voorzien van - vanmorgen - van diepte - van geringe dichtheid - ten behoeve van - van start gaan - van onderen - van kant maken - van alles - van lijnen voorzien - vanaf - van de Goten - van palen voorzien - afraken van

rank - rijksambtenaar - tegenbeweging - shampooën - verschillende - balie - kapitalistisch - sluisgelden - ongevoeligheid - akkoord gaan - overhaast - klaagtonen - onbetwistbaar - lintjesregen - verzinking - rolsteen - ledigen - opstap - gelukkig toeval - stuwers - overwegen - deerne - lithografie - loze kreet - overdrevenheid