Vertaling weer van Nederlands naar Spaans

weerlegging - weerborstel - weer opstaan - voorjaarsweer - weergave - weergaloos - geweer - weersysteem - zomerweer - opladen van een geweer - schot van een geweer - weerga - weerhuisje - weerkaatsing - vliegweer - stormweer - weerloosheid - weer bijeenbrengen - drieloopsgeweer - was dat ook al weer - onweer - weerkaart - weerkundige - weerstand - front van slecht weer

dreghaken - overheidssteun - secretaris - houdbaarheid - oploopje - mep - laagseizoen - buiten adem zijn - rechtens - ogenschijnlijk - ondergoed - hechtdraad - tang om iets te buigen - krulspeld - hemelvuur - kousje - das - ketelmaker - democratisch - platvis - classicisme - slimheid - ik - bloedvergieten - insluiping