Vertaling zich opdirken van Nederlands naar Zweeds

koolpalm - zedig gemaakt - kolderiek - van de Indianen - organisatorisch - afsluitingen - vijlspaan - pseudoniemen - griffelen - loon - onervaren - uitlijn - belangrijkste geldbedrag - ontvangstruimte - gierput - goudkleurig - klaarzetten - tegendienst - Rijndal - iemand die veel drinkt - bof - tinten - carcinoom - Ionisch - koolakker