Vertaling saison van Frans naar Nederlands

Wat is saison in het Nederlands?

Hieronder vind je de vertaling van saison van FR naar NL.

saison la ~
jaargetijde het ~
seizoen het ~
saison la ~ (ère)
[zelfstandig naamwoord]
tijdperk het ~
epoche de ~
era de ~
periode de ~
tijdsverloop het ~
tijdvak het ~

Woorden die beginnen of eindigen met saison

Recente vertalingen van FR naar NL